Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 75 niet laden

woensdag, 26 september 2012 00:00

Debat onderzoek naar het ´lekken` van de dubbele nationaliteit

Voorzitter,

Voordat ik inhoudelijk in ga op het onderzoeksrapport van Kafi Integrity, wil ik iedereen nog even terug nemen in de tijd. Het is maart 2011. Rond de installatie van de leden van Provinciale Staten, wordt in de media uitvoerig bericht over de Turkse nationaliteit van het PVV Statenlid mevrouw Kouwenberg. Een vermeende Turkse nationaliteit zoals anderhalf jaar later zal blijken. Het is mij bekend dat een enkeling onder u van mening is dat de Turkse nationaliteit van mevrouw Kouwenberg een feit was en dat uitsluitend een administratieve wijziging heeft plaatsgevonden om de Turkse nationaliteit uit het GBA te verwijderen. Maar niets is minder waar. Het bleek namelijk inderdaad te gaan om een vermeende nationaliteit, dit omdat mevrouw Kouwenberg de Turkse nationaliteit nimmer blijkt te hebben gehad.

Voorzitter, u zou de situatie kunnen vergelijken met iemand die staat ingeschreven als Rooms-katholiek maar dat niet blijkt te zijn. Hoe zou een lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk zich voelen indien hem of haar dat zou overkomen? En zo ook voelde dat voor ons als PVV fractie.

Deze zaak omtrent de dubbele nationaliteit kwam in de publiciteit omdat een journalist van De Gelderlander kennis droeg van de inhoud van het uittreksel GBA van mevrouw Kouwenberg waarop haar vermeende Turkse nationaliteit stond vermeld. Een totale verrassing voor ons als PVV fractie. De vraag die ons bezig hield was, hoe het mogelijk is geweest dat een journalist de inhoud kende van het uittreksel. Om hierover duidelijkheid te verkrijgen heeft de PVV fractie een onderzoek uit laten voeren door het onderzoeksbureau Kafi Integrity.

Tijdens dat onderzoek is vast komen te staan dat de griffie omstreeks 7 maart 2011 in het bezit was van twee uittreksels GBA van mevrouw Kouwenberg. Eén van 4 maart 2011, die zij zelf had aangeleverd en één van 7 maart 2011 welk uittreksel was aangeleverd door een ambtenaar van de gemeente Arnhem, die deze uit eigener beweging aan de procedure-commissie van de provincie had toegezonden. In tegenstelling tot het uittreksel van 4 maart stond op het uittreksel van 7 maart 2011 zowel de Nederlandse als de vermeende Turkse nationaliteit vermeld.

Pikant detail is dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken begin 2008 in een circulaire aan de lagere overheden richtlijnen voor het verstrekken van gegevens uit de GBA heeft gegeven. Hij geeft daarin onder andere aan dat het opnemen in de GBA van de Nederlandse nationaliteit volstaat en dat andere nationaliteiten niet relevant zijn en dus ook niet op het uittreksel GBA dienen te worden vermeld. Deze richtlijn heeft de gemeente Arnhem bewust naast zich neergelegd.

Daar komt bij dat het uit eigener beweging toezenden van een uittreksel GBA, van wie dan ook, volgens de wet niet mag. Verder heeft het onderzoek uitgewezen dat er door enkele kandidaat Statenleden uitreksels zijn overgelegd waarop geen nationaliteit vermeld stond terwijl de Kieswet dat wel vereist. Deze omissie is vervolgens door de griffie gerepareerd door een kopie van het paspoort van het kandidaat Statenlid bij het uitreksel GBA te voegen. Ook dat laatste is in strijd met de wet. Tijdens het onderzoek blijkt dat er tenminste 7 statenleden zijn die op deze wijze de Nederlandse nationaliteit hebben aangetoond.

Daarnaast is gebleken dat het uittreksel van mevrouw Kouwenberg niet gewaarmerkt is door middel van een gemeentestempel en/of door ondertekening van een daartoe bevoegde persoon. Gelet op de werkwijze van de gemeente Arnhem sluiten wij niet uit dat alle uittreksels GBA van de Statenleden die in Arnhem woonachtig waren op het moment dat zij werden geïnstalleerd, niet waren gewaarmerkt. Om die reden vragen wij Gedeputeerde Staten of alle geloofsbrieven van de zittende statenleden zijn gecontroleerd op juistheid en volledigheid of dat uitsluitend gekeken is naar de geloofsbrieven van de statenleden die op 10 maart 2011 voor de eerste keer zijn geïnstalleerd?

Vervolgens vindt op 8 maart 2011 een vergadering plaats van de procedurecommissie. Tijdens deze vergadering besluit de procedurecommissie om de kandidaat Statenleden toe te laten tot Provinciale Staten. Dit nadat de griffier de procedurecommissie meedeelt dat de geloofsbrieven in orde zijn en dat tot benoeming van de kandidaatleden kan worden overgegaan. Achteraf blijkt nu dat de procedurecommissie op dat moment onjuist en onvolledig is geïnformeerd. Tenminste 7 Statenleden blijken namelijk te zijn toegelaten op basis van onjuiste geloofs-brieven, hetgeen wordt bevestigd in de memo van de griffier van 21 september 2012.

Op de dag van de installatie blijkt dat, kennelijk zonder enige weerstand van de griffie, het de pers mogelijk wordt gemaakt een foto te nemen van het uitreksel GBA van mevrouw Kouwenberg. Hoewel de griffier dit wel heeft overlegd met de PVV fractie, heeft hij ons daarbij wel op het verkeerde been gezet door mee te delen dat de pers met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur, het betreffende uittreksel zou kunnen opvragen en ook zou ontvangen. Door mee te werken, aldus de griffie, konden wij er voor zorgen dat de adresgegevens van mevrouw Kouwenberg afgedekt zouden worden. Indien wij niet zouden meewerken zouden volgens hem alle gegevens uit de GBA wel eens op straat kunnen komen te liggen. Ook in dit geval een verkeerde voorstelling van zaken omdat een WOB verzoek zeker geen kans van slagen zou hebben gehad.

Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden of de geloofsbrieven van mw Kouwenberg ter inzage hebben gelegen. Om die reden stellen wij aan Gedeputeerde Staten de volgende vraag: Zijn de geloofsbrieven van de kandidaat Statenleden voorafgaande, tijdens of na afloop van de vergadering van de procedurecommissie van 8 maart 2011 ter inzage gelegd of aangeboden of ter beschikking gesteld van een derde waaronder de media?

Het antwoord op deze vraag is voor ons cruciaal omdat indien mocht blijken dat deze vraag ontkennend wordt beantwoord, de gegevens uit de GBA van mevrouw Kouwenberg gelekt zijn.

Duidelijk is in ieder geval dat een aantal zaken procedureel en inhoudelijk, voorafgaande aan de installatie van de leden van Provinciale Staten, niet goed zijn gegaan. Te meer daar juist een overheidsorgaan gebonden is aan wet en regelgeving is de PVV fractie van mening dat wij als Provinciale Staten ons deze zaken moeten aantrekken en orde op zaken moeten stellen. Op verzoek van de (plaatsvervangend) voorzitter van Provinciale Staten heeft de griffier in zijn memo van 21 september 2012 al aangegeven dat een en ander daartoe in gang is gezet, maar lezende deze memo komen er bij ons toch nog een aantal vragen naar boven. Ik zal daarop hierna nader ingaan.

De controle van de geloofsbrieven op juistheid en volledigheid van alle zittende Statenleden. Deze controle heeft de griffie reeds, naar onze mening deels, uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er 8 statenleden geïnstalleerd zijn op grond van onjuiste en onvolledige geloofsbrieven. De griffie geeft aan dat zij onder tijdsdruk de situatie heeft gerepareerd en dit gemeld heeft aan de procedurecommissie. Conform het reglement van orde moet de procedurecommissie de geloofspapieren controleren.

De griffier heeft gemeld aan de procedurecommissie, zoals ook in het vergaderverslag te lezen is, dat de geloofspapieren in orde zijn. De procedurecommissie heeft dit vervolgens overgenomen en is daarbij uitgegaan van de deskundigheid van de griffier met alle gevolgen van dien. Immers had de procedurecommissie nooit mogen toestaan dat het Nederlanderschap was aangetoond aan de hand van een paspoort.

Een en ander laat zien dat de leden van de procedurecommissie kennelijk ook niet op de hoogte waren van de wettelijke vereisten waaraan een geloofsbrief diende te voldoen en het zo heeft kunnen gebeuren dat zij een onjuist advies van de griffier klakkeloos hebben overgenomen. Het zelf reinigend vermogen van de procedurecommissie was op dat moment dus nul.

Om die reden stellen wij voor dat de leden van de procedurecommissie in voorkomend geval daartoe worden geschoold en geïnstrueerd. In dat kader kan ik ook de e-mail van 15 september 2012 van collega Klein van de SGP-fractie beter plaatsen. In deze e-mail, die u ook allen door hem kreeg toegezonden, zegt hij dat hij inmiddels uit de berichtgeving van diverse media heeft begrepen dat de administratieve GBA gegevens de dubbele nationaliteit van mevrouw Kouwenberg bevestigen. Het is daarmee, volgens hem, niet vermeend maar als zodanig, als realiteit opgenomen. Via tussenkomst van het Turkse consulaat kan mw Kouwenberg met de enkele Nederlandse nationaliteit door het leven. Een administratieve wijziging, aldus de heer Klein. Zoals ik zojuist naar voren heb gebracht waren de leden van de procedurecommissie niet op de hoogte van de wet- en regelgeving waardoor een en ander procedureel fout is gelopen. De heer Klein maakte deel uit van die procedurecommissie en had dan ook kennelijk om die reden behoefte deze zaak in zijn e-mail te bagatelliseren. Dat laatste geldt ook trouwens voor de heer Plug van de Christen Unie. Ook hij heeft mij enkele e-mails gestuurd de afgelopen week die naar nu blijkt afleidingsmanoeuvres zijn geweest van zijn persoonlijk falen in de toenmalige procedurecommissie. 'Terug in de schoolbanken, mijne heren' zou ik zeggen.

Dan ons verzoek om een onderzoek in te stellen naar de gerechtsgeldigheid van de besluiten van Provinciale Staten na installatie in 2011 en de juridische waarde van de toelating van de nieuw benoemde statenleden.

In de memo van de griffier van 21 september 2012 wordt aangegeven dat de benoeming van 7 Statenleden inzake de nationaliteit niet correct is verlopen, maar dat er geen twijfel is over het hebben van deze nationaliteit. Doordat de geldende bezwaar- en beroepstermijn is verlopen kan het toelatingsbesluit niet meer betwist worden.

Daardoor is er geen grond meer om de rechtsgeldigheid van de besluiten die Provinciale Staten na 10 maart 2011 heeft genomen ter discussie te stellen. Wij, de PVV fractie, hebben inmiddels ook uit andere informatiebronnen bevestigd gekregen dat vorenstaande uitleg correct is en om die reden niet nader onderzocht dient te worden. Wij volstaan dan ook met de inhoud van de betreffende memo op dit punt.

Vervolgens ons verzoek om de interne procedures omtrent het aanleveren en beoordelen van de geloofsbrieven aan te passen. De memo van 21 september 2012 geeft aan dat het van belang blijft om gemeenten en kandidaat statenleden te wijzen op hetgeen gesteld wordt in de Kieswet en er op aan te dringen ook als zodanig te handelen

De PVV fractie heeft aan Gedeputeerde Staten de volgende verzoeken:

  • Alleen uittreksels te accepteren die alle vereiste gegevens vermelden en zijn aangereikt door de persoon die vermeld wordt op het uitreksel.
  • Alleen uittreksels te accepteren die Indien een derde partij een uitreksel uit eigener beweging aanreikt, dient de aanreiker gewezen te worden op het feit dat zijn handelen in strijd is met de wet en de persoon vermeldt op het uitreksel dient op de hoogte gebracht te worden.

Is Gedeputeerde Staten bereid dat verzoek in te willigen en dat op te laten nemen in de interne procedures?

Tot slot het verzoek om aan te geven of de geloofspapieren ter inzage hebben gelegen of dat er informatie gelekt is. In de memo van 21 september 2012 wordt aangegeven dat de griffie de geloofsbrieven niet actief openbaar gemaakt heeft, noch bekendgemaakt heeft dat deze konden worden ingezien.

De vraag die dan overblijft is of de griffie de geloofsbrieven passief openbaar heeft gemaakt en zo ja wanneer en aan wie? Graag een reactie van Gedeputeerde Staten.

Ik dank u voor uw aandacht.

22218 keer gelezen